Bart Soubry

Bart Soubry is geboren in Sint-Eloois Winkel, getogen in Oostende en woont momenteel in Diksmuide.

"Bart Soubry heeft een lange zoektocht achter zich, en wat beter nieuws is, hij heef zichzelf gevonden. Maar de reis is niet volbracht. Humanisten weten dat zoeken en vinden een levenslang proces is, omdat wie zoekt vooral vindt dat hij het nog niet gevonden heeft, zoals Socrates al wist, de vader van die dialectiek. Daarom werkt de kunstenaar ook steeds verder, hopende dat hij toch al op de goede weg is, maar toch steeds verder zoekend naar zichzelf en tonend wat van het gevondene de moeite waard is om aan anderen mee te delen.

Een dergelijk existentialistisch uitgangspunt is kenmerkend voor de werkzaamheid van Bart Soubry: denken met het gevoel en er een beeld van maken; verlangen naar authenticiteit, dat eerlijk eigene van de eigenheid, dat gecultiveerde ik in zijn diepe ervaringen met de omwereld; de werkelijkheid nabootsen vanuit een subjectief zelf beleefde ervaring enz. Kortom, zeker geen postmoderne conceptuele opvolger van non-sensikale experimenten van de dadaïsten, zoals de kunstdwaze Habermas dat noemde, die bedenksels van kunstwerken laten uitvoeren en zich toe-eigenen door signatuur. Soubry kapt zelf. Een gesculpteerde zuil vraagt snel een maand beitelen.

Het oeuvre van Bart Soubry is veelzijdig, maar toch zijn er een aantal aspecten, die steeds terugkeren en als een soort samenhang kunnen bekeken worden, als de tanden van de sleutel die toegang geven tot zijn werk: de sculptuur als lichtvanger; de gelaagdheid van de ervaring; het beeldhouwwerk als constituteur van een bezinningsplek; de positieve zelfbevraging van de beeldhouwkunst: “het wat?” (de gebeitelde beitel in omarming met de gehamerde hamer); en tenslotte de ontkenning van het vorige: wat iets is, is niet definieerbaar, wijkt uit en af, heeft een schele dubbelganger: de ironie. Om deze vijf hoofdkenmerken niet als orakeltaal te laten staan, lichten we ze even toe.

In wat Bart Soubry zelf zijn “abstract werk” noemt, en dat inderdaad aansluit bij een traditie van geometrisch abstracte beeldhouwkunst met een eenvoud à la Brancusi, poogt hij open passages, doorkijkruimten, aan te brengen, zodat lichtbundels spelend elkaar kunnen kruisen. Daardoor wordt het licht als het ware opgevangen op een constructieve wijze, vermits het doorheen de sculptuur pas echt zichtbaar wordt. Zoals de zee het zand beeldhouwt tot golvend strand is ook Soubry begaan met de sporen van gelaagdheden. De gespleten stenen voegt hij terug bij elkaar met een papiervoering ertussen. De tegenpolen “samen” en “apart” worden aldus beklemtoond. De vorm werd door de splijting bepaald. De reis van het leven is uiteindelijk de koffer die men kan maken van de stolling van de lagen voorbije ervaringen, al dan niet van een leren riem voorzien.

De werken van Soubry hebben open ruimte nodig, omdat ze die ruimte gaan betekenen. Wanneer hij een sculptuur plaatst, maakt hij er een oord van, een plek waar bezinning en ingetogenheid mogelijk is, waar men aangezet wordt om tot zichzelf te komen of velen tot elkaar. Dit is de humanistische religieuze (niet omgekeerd) kant van zijn werk. Zijn werk is ten vierde een bevraging van wat kunst is: een boom wordt een potlood; in één sculptuur vindt men de verschillende bewerkte varianten van dezelfde steensoort; van kwetsend ruw tot streelzacht, van cultureel hoog zwart gepolijst tot natuurlijk vergrijsd gecorrodeerd, geribd door de beitelslag of afgeslepen door de schuurmachine. Daardoor wordt duidelijk dat de materie zelf haar eigen taal spreekt in dialoog met het beeldhouwersalaam.

Ten slotte brengt Soubry vaak een correctie aan in de ernst van bovenstaande kenmerken. Hij relativeert zichzelf als bron van existentiële inspiratie: het zelf is zelf zelfs maar een zelf, een nietig ik dat zich even toont en weer verdwijnt. De kunst bereikt nooit een absoluut eindpunt, een kunstwerk is nooit af, en behoudt steeds de poging in zich. Dit komt tot uiting in de ironie in zijn werk als afwijking van de ernst die te ernstig geworden is om nog ernstig te kunnen zijn. Het is de knipoog van Soubry als dwarsligger, want inderdaad ook “rebel” zou zijn bijnaam kunnen zijn.

Uiteraard is met bovenstaande toelichting niet alles klaar geworden. Het is maar een van de vele mogelijke interpretaties. Dat is zo voor elk kunstwerk. Nietzsche zal ons bijtreden dat het zeker het geval is voor het werk van een kluizenaar. In een brief om een charmante vrouw wat op afstand te houden, schrijft hij: “Elke kluizenaar heeft zijn hol, namelijk zichzelf, en soms achter dat hol nog een hol en nog een –ik wil maar zeggen, het is moeilijk een kluizenaar te leren kennen”(30-03-1884)."

Prof. Dr. Willem Elias

Tel. 051/50.44.73
Fax 051/50.44.73
JOUW STAD. JOUW VRAGEN. JOUW BEZORGDHEDEN. JOUW REACTIES.
Kom hier met al je vragen, en zelfs om eens te klagen. Maar ben je echt content, geef dan een compliment bereikbaar van maandag tot en met zaterdag van 8 tot 19 uur.