Frans Fontaine in de Koninklijke Stallingen

In het Stadsmagazine van juni 2023 gingen we op zoek naar het verhaal achter enkele oude foto’s, die we vonden tijdens de renovatiewerken aan de Koninklijke Stallingen.

Een aandachtige lezeres vermoedde dat haar schoonbroer Frans Fontaine er iets mee te maken had. Hij woonde van 1937 tot 1951 in de Koninklijke Stallingen, omdat zijn moeder er huisbewaarster was, en maakte er onder andere de Tweede Wereldoorlog mee. Frans Fontaine is helaas al overleden, maar pende enkele jaren geleden al zijn herinneringen neer:

Herinneringen van een ex bewoner van de Koninklijke Stallingen Oostende 1937-1951

Mag ik mij even voorstellen, mijn naam is Fontaine Frans, ik ben 75 jaar en heb van 8 april 1937 tot 14 juni 1951 in de Koninklijke stallingen te Oostende gewoond. Mijn moeder was bediende aan de Stad Oostende en huisbewaarster van de Koninklijk Stallingen. Mijn vader was Reder-Meesterstuurman en was eigenaar van een visserschip waarop hij als meesterstuurman zowel in vredestijd als tijdens de Tweede Wereldoorlog ter visvangst vaarde.

Ik was 5 jaar toen ik met mijn ouders en mijn 8 jaar oudere zuster mijn intrek nam in het woonhuis gelegen tussen de twee ingangspoorten. In 1937 was de indeling van de binnenplaats wel heel anders dan nu. De zondagmorgen was de Koninklijke Stallingen een tuinbouwschool voor hoveniers. Centraal in het midden van de binnenplaats was een groot grasveld dat lichtjes naar het midden toe afhelde. In het midden van het grasperk stond een kleine palmboom die in de winter binnen geplaatst werd. Op verschillende plaatsen in het grasperk stonden ten behoeve van de tuinbouwschool bloemen en planten. Op de vier hoeken van het centrale grasperk waren er kleinere grasperken eveneens met bloemen en planten.

(Frans Fontaine en familie op de binnenplaats van de Koninklijke Stallingen - vermoedelijk getrokken in 1938)

De paden tussen de grasperken waren betegeld met een soort baksteen. Op sommige hoeken stonden rozenprieeltjes. Het was een mooi geheel in het kader van de mooi ogende stallingen.
In de linkervleugel van de Koninklijke Stallingen was een Academie voor beeldende kunsten gevestigd. Het was geen dagschool, maar er werd 's avonds en op zondag onderwijs gegeven. In de rechtervleugel was de overdekte tennis gevestigd. De Hotelierschool, Kokschool en Technische school, in de volksmond de Vakschool genoemd was gelegen achteraan het hoofdgebouw. Hiervoor waren stenen lokalen opgetrokken, enkel de schrijnwerkerij zou later komen in de rechtervleugel.

Er hebben wel degelijk paarden gestald in de Koninklijke Stallingen. Tijdens de mobilisatie van het Belgische Leger in 1939-1940 had het leger bij boeren zware boerenpaarden opgeëist. Deze paarden werden gestald in de Koninklijke Stallingen. De paarden werden vastgemaakt aan de binnenzijde van de houten omheining. Ze waren angstig en sommige trokken stukken uit de omheining. Sommige paarden werden ook vastgemaakt aan de buizen voor het keldersas. Nu is daar een muurtje opgemetseld omdat de ballen tijdens het basketbalspelen niet meer in het keldersas zouden terechtkomen.

Als kind had ik een reuzentijd in de Koninklijke paardenstallen, wie kan er als kind dromen van zo'n speelterrein, ik kende ieder hoekje van de stallingen. In de Stavkirken torentjes en op de zolder van het achtergebouw huisden uilen, soms vond ik er braakballen. Onder de spitse daken van de twee ingangen hingen ganse zwermen vleermuizen die van zodra de schemering inviel rond de gebouwen vlogen. Aan de rechtervleugel van de Koninklijke Stallingen waar nu het ziekenhuis staat, lagen de weiden van het Burgerlijk ziekenhuis. In deze weiden graasden koeien. De weiden strekten zich uit tot aan de stenen brug van de Leffingestraat. Een mooi metalen hek vertrok vanaf rechtervleugel van de stallingen tot aan de stenen brug.

(Frans Fontaine (10 jaar) voor de Koninklijke Stallingen - vermoedelijk getrokken in 1941)

Op 10 mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit en de Koninklijke Stallingen waren meteen militair doel. Op rechts grasveld, op de foto uit 1938 achter mijn familie, had het Belgische leger een met zandzakjes versterkte bunker gebouwd. Duitse vliegtuigen wierpen twee brandbommen af die op de binnenplaats vielen. Mijn vader, oudstrijder uit de Eerste wereldoorlog, liep met twee emmers zand naar de brandbommen en kon deze doven voor ze tot volledige ontbranding kwamen.

Het Belgische leger capituleerde en de Duitse soldaten werden ingekwartierd in de Koninklijke Stallingen. Het was een regiment, dat vooral actief was in het versterken van de Atlantikwall en het leggen van mijnen in de duinen en de zeedijk. Nu en dan hing op de binnenplaats de Duitse vlag halfstok, hier moet geen verklaring bij.

(Frans Fontaine en familie in de oorlogsperiode voor de Koninklijke Stallingen - vermoedelijke getrokken in 1942)

Op 7 september 1942 moesten wij van de Duitse bezetter de Koninklijke Stallingen verlaten en kregen wij van het Stadsbestuur in een van de omliggende straten een woning toegewezen. Duitsland verloor de oorlog en nu werden Engelse soldaten in de Koninklijke Stallingen ingekwartierd. Het was een regiment van de Royal Engineers. Zij maakten gebruik van de technische inrichting van de Vakschool. Op 21 december 1945 mochten wij terug naar onze woning in de Koninklijke stallingen. Tot onze verwondering hadden zowel de bezetter als de bevrijder de woning goed onderhouden.

Beneden hadden wij een kleine inkom, waar tegen de wand een grote houten telefoon hing met een kleine afneembare hoorn. Van de kleine inkom kwam men in de keuken, vervolgens in de woonkamer waar links nog toegang was tot een kleine kamer die mijn moeder als naaikamer gebruikte. Toen wij er woonden waren het mooie houten goed onderhouden kamers. De kamers ontvingen zeer veel licht door de ruime vensters, vooraan hadden wij zicht op de Prinsenlaan, achteraan op de toen nog groene binnenplaats. Langs de mooie houten draaitrap bereikten wij de bovenverdieping. Het eerste kamertje links was mijn slaapkamer, de grote middenkamer was de slaapkamer van mijn ouders.

In deze kamer zijn achteraan twee ingebouwde muurkasten. De lange smalle kamer was de slaapkamer van mijn zuster. In deze kamer is achteraan rechts in de zoldering een luik om naar de opperzolder te gaan. Laten wij nu eens naar de kelder gaan, opnieuw hebben wij een draaitrap en komen wij uit op een kleine tussenkelder. Rechts hadden wij ons toilet en vooraan een kleine kelder.  In de middelste grote kelder stond de wasmachine en een grote graanmolen die mijn vader gemaakt had en waar wij tijdens de oorlogsjaren ons graan in maalden. In de laatste kelder had men mij als kind steeds gewaarschuwd voor de gevaarlijke waterput met handbediende pomp. Deze waterput is er nog steeds. Toen wij er woonden werden de beide toegangspoorten steeds gesloten met een stevige houten draaibalk. Tijdens de schooluren was enkel de rechtse poort open. Als wij de Koninklijke Stallingen verlieten werden de beide poorten steeds van binnen gesloten. Rechts van de poort is in de zijwand een niet opvallend smal deurtje die met een sleutel gesloten wordt. Dit was onze toegang tot de stallingen.

In 1950 werd mijn vader zwaar ziek als gevolg van de drie gasaanvallen die hij aan het IJzerfront had meegemaakt tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn longen waren zwaar aangetast. Toch vertrok hij nog regelmatig naar zee. In 1951 overleed mijn vader, 51 jaar oud. Op 14 juni 1951 verlieten wij voorgoed de Koninklijke Stallingen. In 1959 verhuisde ik met mijn gezin naar Edegem en was ik als kaderlid werkzaam bij Agfa-Gevaert Mortsel. In oktober 1991 ging ik met pensioen.

Heb je nog meer info over Frans of de foto’s? Laat het ons zeker weten op communicatie@oostende.be.

JOUW STAD. JOUW VRAGEN. JOUW BEZORGDHEDEN. JOUW REACTIES.
Kom hier met al je vragen, en zelfs om eens te klagen. Maar ben je echt content, geef dan een compliment bereikbaar van maandag tot en met zaterdag van 8 tot 19 uur.