Pierre Pauwels vertelt:
Ik ben Pierre Pauwels de oudste zoon van Frans Pauwels en Andrée Feys. Mijn ouders woonden in de Euphrosina Beernaertstraat in een gebouw van de Familie Valcke. Mijn vader werkte bij de Firma Valcke in de Kapellestraat en mijn moeder was conciërge in het gebouw.
Mijn vader sloot zich tijdens de Tweede Wereldoorlog aan bij het Verzet als Gewapende Weerstander van het eerste uur. Hij was lid van het Geheim Leger, waarvoor hij leden aanwierf, sluikbladen verspreidde en militaire inlichtingen gaf.
Maar hij werd verraden.
Op 7 maart 1944 werd mijn vader aangehouden in Oostende, op verdenking van geheime beweging. Hij werd overgebracht naar de gevangenis van Gent, maar kwam na een maand vrij omdat er geen bewijs was. Hij keerde terug naar Oostende. Op 4 mei hield de Gestapo Feldpolizei hem opnieuw aan, deze keer voor spionage. Eerst kwam hij terecht in de de gevangenis van Brugge, dan in die van Sint-Gillis bij Brussel.
Op 11 juli zetten ze hem op een trein richting Bayreuth in Duitsland, om in een tuchthuis te gaan werken. Hij moest er werken in een koffermakerij en later scheidde hij er kledij. Hij kreeg de strafklasse Nacht und Nebel. Dat betekende dat verzetslieden in het geheim werden afgevoerd om vervolgens spoorloos te verdwijnen.
Op 11 maart 1945 werd hij doorgestuurd naar het concentratiekamp Flossenbürg. Daar heeft hij in de Messerschmittfabriek gewerkt, waar hij zeer slecht werd behandeld. Op 20 april werd het kamp geëvacueerd en werd de dodenmars aangevat tot bij Cham in Duitsland. Op 23 april volgde de bevrijding door het Amerikaanse leger.
Hij kreeg eerste medische verzorging in Pösing door het Franse Rode Kruis en bleef veertien dagen in het ziekenhuis van Cham. Na bezoek van ziekenkampen te Amberg, Neurenberg en Würzberg keerde hij in een hospitaaltrein terug naar België.
Een week later kwam hij aan in Oostende. Op 17 mei 1945 eindelijk terug thuis, na dertien maanden gevangenschap. Daar werd hij als 29-jarige vader met zijn gezin herenigd. Hij was 1,76 meter groot, maar woog toen ongeveer 38 kilo.
In zijn verder leven was zijn wandelstok onmisbaar. Hij was lid van meerdere Vaderlandslievende verenigingen en werd Nationaal Ondervoorzitter van de Federatie Politieke Gevangenen van het Concentratiekamp Flossenbürg.
Als oorlogsinvalide overleed hij in 1981 in het Militair Hospitaal van Oostende. Hij is begraven op het ereperk van de begraafplaats in de Stuiverstraat. Hij werd 65 jaar.
Deze tekst werd herschreven door Stad Oostende. De oorspronkelijke tekst kan je hier nalezen: