Vanaf 1865 kregen de Belgische steden de mogelijkheid om hun vestingen af te breken en de vrijkomende gronden te benutten. De wet die dit mogelijk maakte, werd ingevoerd als gevolg van de veranderde economische situatie: de industrialisatie was zover gevorderd dat protectionisme plaats kon maken voor vrijhandel. In hetzelfde jaar volgde Leopold II zijn vader op als Koning der Belgen. Beide factoren hadden een aanzienlijke invloed op de situatie in Oostende.
Leopold II wilde, net als zijn vader, van Oostende zijn zomerresidentie maken. De Luikse notaris-bankier Louis Delbouille kreeg de kans om de vrijkomende gronden (die groter waren dan de oude stad binnen de vestingen) te verkavelen en te verkopen, op voorwaarde dat aan bepaalde eisen werd voldaan, waaronder de aanleg van een casino. Architect Antoine Dujardin werd de partner van Delbouille en samen bepaalden ze in grote mate het uitzicht van de nieuwe woonwijken in 'Ostende Extension' (eerst naar het westen rondom het Leopoldpark, later naar de zogenaamde belle-époquewijk en uiteindelijk ook naar het oosten).
Leopold II speelde een actieve rol in de urbanisatie van de stad. Er werden ingrijpende moderniseringswerken aan de haven uitgevoerd (met nieuwe infrastructuur die in 1905 werd ingehuldigd, waaronder de De Smet de Naeyerbruggen, sassen en sluizen), die het vlotte verkeer langs de 'Koninklijke Baan' moesten garanderen en tegelijkertijd schepen met een grotere diepgang toegang moesten geven tot het binnenland via het kanaal Oostende-Brugge. De uitbreiding van het zeestation was ook onderdeel van die plannen.
Wat betreft de nieuwe wijken, daar was er vooral de oostelijke uitbreiding van Mariakerke (rondom het Albertus-rondpunt) en de ontwikkeling van de Oosteroever. De nieuwe woonwijk (Opex) werd ontworpen om de vissersbevolking die de oude stad moest verlaten, te huisvesten.
Vanaf 1896 kon Leopold II aanzienlijke inkomsten uit de Congo Vrijstaat ontvangen. Het is waarschijnlijk dat hij een deel van zijn kapitaal uit de Congo Vrijstaat in Oostende investeerde. Ook na zijn overlijden bleef de invloed van zijn politiek nog enige tijd merkbaar: door de Conventie van 1912 kwam de stad in bezit van verschillende eigendommen, maar de acceptatie hiervan was opnieuw gebonden aan voorwaarden (onder andere de Heilig Hartkerk).