Renaud Goddemaer werd geboren in Oostende op 9 januari 1916. Hij studeerde Handel in het Atheneum en uit zijn leerlingenfiches blijkt dat hij telkens de primus van de klas was. Daarna werd hij bediende bij Stad Oostende.
In 1938 trad Renaud toe tot de communistische partij (KP), waarvan ook zijn vrienden Renaud, Robert (Bob) Dubois en Emiel Monteyne lid waren. Al voor de oorlog verzetten ze zich tegen het fascisme. Wanneer Leon Degrelle, de oprichter van de fascistische partij Rex in 1938 kwam spreken in Oostende, schoten ze in actie. Tijdens zijn speech in het sportpaleis van Oostende, liet Fernand Jouret zich met drie anderen vastketenen aan de boksring als protest. Renaud was er wellicht een van. Ze riepen Degrelle toe dat hij een fascist was en geld kreeg van de Duitse nazipartij van Hitler.
Dan brak de Tweede Wereldoorlog uit. Renaud was een weerstander van het eerste uur. Hij werd door Bob Dubois aangesproken om bij het verzet te komen en sprak zelf onder andere Louis Bourgain en August Sesée aan om zich ook aan te sluiten.
In augustus 1941 richtte hij, samen met August Sesée, Roger Vermeersch, Bob Dubois, Arsène Major en Emiel Monteyne het Onafhankelijkheidsfront op in Oostende. Ze spioneerden, vervalsten documenten, smokkelden wapens en verspreidden ‘de Roode Vaan’, het partijblad van de communistische partij, en de kranten ‘Front’ en ‘Solidariteit’.

Spionage, sluikbladen en wapensmokkel door het Onafhankelijkheidsfront
Renaud en zijn kameraden zetten een radiopost op in de Gelijkheidstraat 173, waar August Sesée woonde. “Meetje” Monteyne woonde ernaast in de Gelijkheidstraat op de hoek met de Oostendse Haardstraat. In hun huis hadden ze op zolder een bak met speelgoed staan. Daarachter was een gat waardoor je kon vluchten naar aanpalende huizen. Ze zetten uiteindelijk meerdere zendantennes op. In de Kapellestraat, maar ook in de Moerasstraat, waar Renaud een zolderkamertje huurde.
August Sesée werkte als marconist bij de Compagnie Maritime Belge en kon dus bijzonder goed morse seinen. Zo seinden ze informatie door naar de geallieerden over plannen van de Oostendse haven en over de Duitse militaire versterkingen.
Emiel Monteyne werkte bij de tram en kon via zijn tram wapens, pamfletten en munitie smokkelen. Ze vervalsten ook identiteitspapieren om enkele mensen uit de handen van de Gestapo te redden.
Renaud ging dan weer regelmatig naar Brussel, om militaire inlichtingen door te geven die van daaruit doorgeseind werden en om eten te brengen naar mensen die er ondergedoken leefden.
Le Roi du Caoutchouc, een dekmantel voor de spionagecel
In Brussel zaten spionnen die verbonden waren aan een groter netwerk, opgericht door de inlichtingendienst van het Rode Leger. Leopold Trepper, een Joodse Pool, woonde sinds 1938 in Brussel en was verantwoordelijk voor de Europese tak.
Trepper sloeg de handen in elkaar met Leo Grossvogel, een zakenman die hij in Palestina had leren kennen. Grossvogel was de directeur van een Brusselse firma die regenkledij maakte: 'le Roi du Caoutchouc'. In Oostende had le Roi du Caoutchouc een winkel op de helling in de Vlaanderenstraat.

Trepper stichtte de import- en exportmaatschappij The Foreign Excellent Trench-Coat die de regenmantels van le Roi du Caoutchouc via filialen in het buitenland in de handel zou brengen.
De Russische luitenant Mikhail Makarov werd directeur van de Oostendse afdeling onder de naam Carlos Alamo, bijgestaan door mevrouw Hoorickx.
Toen Trepper de winkel in Oostende bezocht, maakte hij zich zorgen over het tekort aan vluchtwegen. Daarom ging hij samen met Grossvogel op zoek naar een andere winkel. Die vond hij wat verder in de Kapellestraat op de hoek met de Wittenonnenstraat, waar nu de Inno is. Hij huurde het huis ernaast in de Wittenonnenstraat en verbond het met de winkel door enkele muren te slopen en te vervangen door een gang. Een mooie vluchtweg.
Vanaf 1939 startten de uitzendingen met de clandestiene zender vanuit de Kapellestraat. Renaud en August Sesée bedienden de zenders in Oostende. Op 9 mei 1940, nog voor de eerste bombardementen, werd de zender van de Kapellestraat overgebracht naar een villa in Knokke en daarna naar Brussel. Op 15 mei werd “Au Roi du Caoutchoux” vernield.
Tot september 1940 werden uit beide kuststeden meer dan 250 berichten verstuurd. We weten dat Renaud daarna vaak naar Brussel trok, om inlichtingen te geven en voor bevoorrading.
Inval bij het Rode Orkest in Brussel
De Brusselse zender PTX is één van de belangrijkste en de enige die ongestoord zijn werk kon doen. Tot de radiobewakingsdienst van de Wehrmacht de zender per toeval ontdekte op 26 juni 1941. Via peilingstations in Breslau, Oslo en Brest ontdekten ze dat deze zender ergens aan de Belgische kust moest staan.
Wanneer PTX werd ontdekt, gaf de Abwehr haar man in België, Duitse Kapitein Piepe de opdracht naar Brussel te gaan, vermomd als joviale Nederlandse zakenman Riepert. In november 1941 kwamen ze erachter dat de radiozender zich in Etterbeek bevond. Nog eens twee weken later hadden ze het adres: Atrebatenstraat 101.
Piepe leidde de bekende inval in de Atrebatenstraat met tien mannen van de Geheime Feldpolizei, uitgerust met brandweerladders en bijlen. Ze omcirkelden het uit drie huizen bestaande blok. Nog eens 25 soldaten werden opgeroepen voor versterking. De inval vond plaats om 2.30 uur in de nacht van 12 op 13 december 1941. Na deze inval noemden de nazi’s de spionagedienst de Rote Kapelle, oftewel Het Rode Orkest. De Rote Kapelle kreeg prioriteit bij de Gestapo en de Abwehr als zeer geheime zaak. Hitler zelf riep uit dat dit gezwel moest worden uitgebrand.
In het huis ontdekten ze het nog warme zendapparaat en een werkplaats voor vervalsingen met foto’s en geheime inkt. Mikhail Makarov werd opgepakt. Ook Albert Desmet - een codenaam voor Anton Danilov - werd opgepakt, ter dood veroordeeld en gefusilleerd in Breendonk in 1943. Sofia Poznanska, die de codering deed voor het Rode Orkest werd naar Sint-Gillis gebracht en gemarteld. Ze hing zichzelf op in september 1942 om geen verzetsmensen en codes te verraden. Ze was dan 36 jaar.
Tot slot troffen ze er ook Rita Arnould aan, een joodse vrouw geboren als Rita Bloch, die de woning huurde. Zij werd ter dood veroordeeld en geëxecuteerd op 20 augustus 1943 in Berlin Plötzensee. Rita Bloch werd geboren op 11 september 1914 in Amsterdam. Haar broer Iwan Gerhard was een jaar eerder geboren op 16 mei 1913 in Sint-Gillis. De familie woonde afwisselend in Nederland en in België. Rita ging werken bij de Société Financière Belge-Canadienne, tot het gehele personeel in mei 1940 ontslag kreeg. Tijdens haar studie aan de universiteit had Rita de Belg Isodor Springer leren kennen, die haar introduceerde in de verzetsbeweging.
Zij zou heel wat namen verraden hebben nadat ze werd opgepakt, waaronder die van Oostendenaars Renaud Goddemaer en Louis Bourgain.
Na deze inval dook in Brussel een nieuwe geheime zender op. In Schaarbeek, in een huis met vier verdiepingen, zat de marconist op zolder. De marconist was August Sesée.


Renaud opgepakt
Naar aanleiding van de verklaringen van Rita Arnould werden Renaud en Louis op 18 januari 1942 opgepakt in Oostende door de Geheime Feldpolizei. Twee dagen na zijn zesentwintigste verjaardag, werd Renaud om 10.00 uur 's ochtends vanuit zijn woning in Plantenstraat 55 overgebracht naar de Sint-Gillisgevangenis in Brussel. Na vijf maanden ondervraging werd hij op 3 juni 1942 veroordeeld voor spionage.
Het was duidelijk dat de nazi’s hem verbonden aan het Rode Orkest, samen met Mikhail Makarov, Sofie Poznanska, Rita Arnould en Albert Desmets. Op 28 juli 1942 werd Renaud overgebracht naar Bochum in Duitsland. Hij zat er in hechtenis voor verder onderzoek tot 2 maart 1943. Renauds dossiernummer in Bochum was 377/42. Het laatste bericht dat zijn familie van hem kreeg, dateert van maart 1943 uit Bochum. Daarna bleef het angstvallig stil.
Renaud werd opnieuw naar Sint-Gillis gebracht van 12 maart tot 1 april 1943. Daarna naar Breendonk (?) en vervolgens naar Berlijn. In Duitsland kwam er een vonnis in november 1943.
Standrechtelijk geëxecuteerd
Tot nu toe werd aangenomen dat Renaud overleden is bij een groep van de Rote Kapelle die gefusilleerd werd in januari 1944. Daar is nooit officiële bevestiging van gekomen. Er is nooit stoffelijk overschot van Renaud gevonden. Op 18 februari 1947 verklaarde de rechtbank in Brugge Renaud als 'overleden in januari 1944'. Dit werd op 6 maart 1947 in de registers van de Burgerlijke stand geschreven
Maar via de website van Arolsen Archives vond ik met de hulp van historicus Gert De Prins van het Archief voor Oorlogsslachtoffers een gedigitaliseerde fiche van het Rode Kruis. Daaruit blijkt dat Renaud standrechtelijk geëxecuteerd werd in de gevangenis Tegel in Berlijn op 2 juni 1944. In burgerlijke gevangenissen werd de doodstraf nog tot in de jaren zeventig uitgevoerd met de guillotine. Renaud was dan 28 jaar oud.


Erkenning als verzetsstrijder door de Centrale Commissie te Oostende
Renauds Statuut van Gewapende Weerstander wordt postuum vastgesteld op 6 oktober 1947 door de Centrale Commissie in Oostende.

Onafhankelijkheidsfront in Oostende
Het Onafhankelijkheidsfront telde 22.000 Patriottische milities en 13.240 partizanen. Bob Dubois werd voortrekker van de partizanen, vooral in het binnenland. Het OF telde 160 leden in Oostende. 6 werden er opgepakt en 4 keerden niet terug uit Duitsland: Renaud Goddemaer, August Sesée, Florimond Vergracht en Louis Bourgain. Louis wordt na een verblijf in verschillende gevangenissen van België naar het concentratiekamp van Neuengamme bij Hamburg gevoerd. Door ontberingen vond hij de dood in het kamp van Celle op 8 mei 1945 na 40 maanden harde gevangenschap. In december 1948 werd het stoffelijk overschot naar Oostende overgebracht en bijgezet op het ereperk van de Stuiverstraat.
In het verzet van Oostende kwamen 44 leden van het Geheim Leger om, en 14-tal van het OMBR. In totaal zijn 65 weerstanders omgekomen in de kampen.
Deze tekst werd herschreven door Stad Oostende. De oorspronkelijke tekst kan je hier nalezen: